Handvest van de Verenigde Naties, NL

Hoofdstuk I: Doelen en principes

Artikel 1

De doelstellingen van de Verenigde Naties zijn:

  1. Om de internationale vrede en veiligheid te handhaven, en daartoe: het nemen van effectieve collectieve maatregelen ter voorkoming en verwijdering van bedreigingen voor de vrede, en voor het onderdrukken van daden van agressie of andere schendingen van de vrede, en om met vreedzame middelen te bewerkstelligen , en in overeenstemming met de beginselen van justitie en internationaal recht, aanpassing of beslechting van internationale geschillen of situaties die kunnen leiden tot een schending van de vrede;
  2. Het ontwikkelen van vriendschappelijke betrekkingen tussen naties gebaseerd op respect voor het beginsel van gelijke rechten en zelfbeschikking van volkeren, en het nemen van andere passende maatregelen om de universele vrede te versterken;
  3. Internationale samenwerking tot stand brengen bij het oplossen van internationale problemen van economische, sociale, culturele of humanitaire aard en bij het bevorderen en aanmoedigen van respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor iedereen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of religie; en
  4. Een centrum zijn voor het harmoniseren van de acties van naties bij het bereiken van deze gemeenschappelijke doelen.

Artikel 2

De Organisatie en haar Leden zullen bij het nastreven van de in artikel 1 genoemde doeleinden handelen in overeenstemming met de volgende beginselen.

  1. De Organisatie is gebaseerd op het principe van de soevereine gelijkheid van al haar Leden.
  2. Alle Leden dienen, om hun allen de rechten en voordelen die voortvloeien uit het lidmaatschap te verzekeren, te goeder trouw de verplichtingen na te komen die zij zijn aangegaan in overeenstemming met dit Handvest.
  3. Alle Leden zullen hun internationale geschillen langs vreedzame weg beslechten op zodanige wijze dat de internationale vrede en veiligheid en gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht.
  4. Alle Leden onthouden zich in hun internationale betrekkingen van dreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van een staat, of op enige andere manier die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties.
  5. Alle Leden verlenen de Verenigde Naties alle hulp bij elke actie die zij ondernemen in overeenstemming met dit Handvest, en onthouden zich van het verlenen van hulp aan een staat waartegen de Verenigde Naties preventieve of handhavende maatregelen nemen.
  6. De Organisatie zorgt ervoor dat staten die geen lid zijn van de Verenigde Naties handelen in overeenstemming met deze Beginselen voor zover dat nodig is voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
  7. Niets in dit Handvest machtigt de Verenigde Naties om tussenbeide te komen in aangelegenheden die in wezen binnen de nationale jurisdictie van een staat vallen, of zal de Leden ertoe verplichten dergelijke aangelegenheden te onderwerpen aan een regeling krachtens dit Handvest; maar dit beginsel doet geen afbreuk aan de toepassing van handhavingsmaatregelen krachtens hoofdstuk Vll.

Hoofdstuk II: Lidmaatschap

Artikel 3

De oorspronkelijke Leden van de Verenigde Naties zijn de staten die, nadat zij hebben deelgenomen aan de Conferentie van de Verenigde Naties over de Internationale Organisatie te San Francisco, of die eerder de Verklaring van de Verenigde Naties van 1 januari 1942 hebben ondertekend, dit Handvest ondertekenen en bekrachtigen in overeenstemming met met artikel 110.

Artikel 4

  1. Het lidmaatschap van de Verenigde Naties staat open voor alle andere vredelievende staten die de verplichtingen vervat in dit Handvest aanvaarden en, naar het oordeel van de Organisatie, in staat en bereid zijn deze verplichtingen na te komen.
  2. De toelating van een dergelijke staat tot het lidmaatschap van de Verenigde Naties geschiedt bij besluit van de Algemene Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad.

Artikel 5

Een lid van de Verenigde Naties tegen wie door de Veiligheidsraad preventieve of handhavende maatregelen zijn genomen, kan op aanbeveling van de Veiligheidsraad door de Algemene Vergadering worden geschorst van de uitoefening van de rechten en voorrechten van het lidmaatschap. De uitoefening van deze rechten en voorrechten kan worden hersteld door de Veiligheidsraad.

Artikel 6

Een lid van de Verenigde Naties dat voortdurend de in dit Handvest vervatte beginselen heeft geschonden, kan op aanbeveling van de Veiligheidsraad door de Algemene Vergadering uit de Organisatie worden verwijderd.

Hoofdstuk III: Organen

Artikel 7

  1. Als belangrijkste organen van de Verenigde Naties zijn ingesteld: een Algemene Vergadering, een Veiligheidsraad, een Economische en Sociale Raad, een Trustschapsraad, een Internationaal Gerechtshof en een secretariaat.
  2. De hulporganen die nodig worden geacht, kunnen worden opgericht in overeenstemming met dit Handvest.

Artikel 8

De Verenigde Naties leggen geen beperkingen op aan de geschiktheid van mannen en vrouwen om in welke hoedanigheid en onder gelijke voorwaarden ook deel te nemen aan haar hoofd- en hulporganen.

Hoofdstuk IV: De algemene Vergadering

SAMENSTELLING

Artikel 9

  1. De Algemene Vergadering zal bestaan ​​uit alle Leden van de Verenigde Naties.
  2. Elk lid heeft niet meer dan vijf vertegenwoordigers in de algemene vergadering.

FUNCTIES EN KRACHTEN

Artikel 10

De Algemene Vergadering kan alle vragen of aangelegenheden bespreken die binnen de reikwijdte van dit Handvest vallen of die verband houden met de bevoegdheden en functies van de organen waarin dit Handvest voorziet, en kan, behalve zoals bepaald in artikel 12, aanbevelingen doen aan de Leden van de Verenigde Naties of de Veiligheidsraad of beide over dergelijke vragen of zaken.

Artikel 11

  1. De Algemene Vergadering kan de algemene beginselen van samenwerking bij de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in overweging nemen, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op ontwapening en de regulering van bewapening, en kan met betrekking tot deze beginselen aanbevelingen doen aan de Leden of aan de Veiligheidsraad of aan beide.
  2. De Algemene Vergadering kan alle kwesties bespreken die verband houden met de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, die aan haar worden voorgelegd door een lid van de Verenigde Naties, of door de Veiligheidsraad, of door een staat die geen lid is van de Verenigde Naties in overeenstemming met artikel 35, tweede lid, en kan, behalve zoals bepaald in artikel 12, aanbevelingen doen met betrekking tot dergelijke vragen aan de betrokken staat of staten of aan de Veiligheidsraad of aan beide. Elke dergelijke kwestie waarvoor actie nodig is, wordt door de Algemene Vergadering voor of na bespreking voorgelegd aan de Veiligheidsraad.
  3. De Algemene Vergadering kan de aandacht van de Veiligheidsraad vestigen op situaties die de internationale vrede en veiligheid in gevaar kunnen brengen.
  4. De bevoegdheden van de Algemene Vergadering uiteengezet in dit artikel beperken de algemene reikwijdte van artikel 10 niet.

Artikel 12

  1. Terwijl de Veiligheidsraad met betrekking tot een geschil of situatie de functies uitoefent die hem in dit Handvest zijn toegewezen, doet de Algemene Vergadering geen aanbeveling met betrekking tot dat geschil of die situatie, tenzij de Veiligheidsraad daarom verzoekt.
  2. De Secretaris-Generaal stelt, met instemming van de Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering op elke zitting in kennis van alle aangelegenheden met betrekking tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid die worden behandeld door de Veiligheidsraad en stelt op dezelfde wijze de Algemene Vergadering ervan in kennis, of de Leden van de Verenigde Naties indien de Algemene Vergadering niet bijeen is, stopt de Veiligheidsraad onmiddellijk met het behandelen van dergelijke zaken.

Artikel 13

  1. De Algemene Vergadering zal studies initiëren en aanbevelingen doen met het oog op:
    1. bevordering van internationale samenwerking op politiek gebied en aanmoediging van de geleidelijke ontwikkeling van het internationaal recht en de codificatie daarvan;
    2. bevordering van internationale samenwerking op economisch, sociaal, cultureel, educatief en gezondheidsgebied, en het assisteren bij de verwezenlijking van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of religie.
  2. De verdere verantwoordelijkheden, functies en bevoegdheden van de Algemene Vergadering met betrekking tot aangelegenheden genoemd in paragraaf 1 (b) hierboven zijn uiteengezet in Hoofdstukken IX en X.

Artikel 14

Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 12 kan de Algemene Vergadering maatregelen aanbevelen voor de vreedzame aanpassing van elke situatie, ongeacht de oorsprong, die zij waarschijnlijk het algemeen welzijn of de vriendschappelijke betrekkingen tussen naties schaadt, met inbegrip van situaties die het gevolg zijn van een schending van de bepalingen van dit Handvest waarin de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties worden uiteengezet.

Artikel 15

  1. De Algemene Vergadering ontvangt en behandelt jaarlijkse en speciale rapporten van de Veiligheidsraad; deze rapporten bevatten een overzicht van de maatregelen die de Veiligheidsraad heeft besloten of genomen om de internationale vrede en veiligheid te handhaven.
  2. De Algemene Vergadering ontvangt en behandelt rapporten van de andere organen van de Verenigde Naties.

Artikel 16

De Algemene Vergadering vervult met betrekking tot het internationale trustschapssysteem de taken die haar zijn toegewezen krachtens de hoofdstukken XII en XIII, met inbegrip van de goedkeuring van de trustschapsovereenkomsten voor gebieden die niet als strategisch zijn aangemerkt.

Artikel 17

  1. De Algemene Vergadering bestudeert en keurt de begroting van de Organisatie goed.
  2. De kosten van de Organisatie worden gedragen door de Leden, zoals verdeeld door de Algemene Vergadering.
  3. De Algemene Vergadering bestudeert en keurt alle financiële en budgettaire regelingen met gespecialiseerde agentschappen als bedoeld in artikel 57 goed en onderzoekt de administratieve begrotingen van dergelijke gespecialiseerde agentschappen met het oog op het doen van aanbevelingen aan de betrokken agentschappen.

STEMMEN

Artikel 18

  1. Elk lid van de Algemene Vergadering heeft één stem.
  2. Besluiten van de Algemene Vergadering over belangrijke kwesties worden genomen met een tweederde meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Deze vragen omvatten: aanbevelingen met betrekking tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, de verkiezing van de niet-permanente leden van de Veiligheidsraad, de verkiezing van de leden van de Economische en Sociale Raad, de verkiezing van de leden van de Trustschapsraad in overeenstemming met artikel 86, lid 1, onder c), de toelating van nieuwe leden tot de Verenigde Naties, de opschorting van de rechten en privileges van het lidmaatschap, de verwijdering van leden, vragen met betrekking tot de werking van het trustschapssysteem en begrotingskwesties .
  3. Beslissingen over andere vraagstukken, met inbegrip van de vaststelling van aanvullende categorieën van vraagstukken waarover met een tweederdemeerderheid moet worden beslist, worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.

Artikel 19

Een lid van de Verenigde Naties dat achterstallig is met de betaling van zijn financiële bijdragen aan de Organisatie, heeft geen stem in de Algemene Vergadering indien het bedrag van zijn achterstallige betalingen gelijk is aan of groter is dan het bedrag van de bijdragen die het voor de voorgaande twee volledige jaar. De Algemene Vergadering kan niettemin een dergelijk lid toestaan ​​te stemmen indien zij ervan overtuigd is dat het niet betalen te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van het lid.

PROCEDURE

Artikel 20

De Algemene Vergadering komt bijeen in gewone jaarlijkse zittingen en in bijzondere zittingen als de gelegenheid dit vereist. Buitengewone zittingen worden door de Secretaris-Generaal bijeengeroepen op verzoek van de Veiligheidsraad of van een meerderheid van de Leden van de Verenigde Naties.

Artikel 21

De Algemene Vergadering stelt haar eigen reglement van orde vast. Het kiest voor elke zitting zijn voorzitter.

Artikel 22

De Algemene Vergadering kan de hulporganen instellen die zij voor de uitoefening van haar taken nodig acht.

Hoofdstuk V: De Veiligheidsraad

SAMENSTELLING

Artikel 23

  1. De Veiligheidsraad zal bestaan ​​uit vijftien leden van de Verenigde Naties. De Republiek China, Frankrijk, de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika zullen permanente leden van de Veiligheidsraad zijn. De Algemene Vergadering kiest tien andere Leden van de Verenigde Naties als niet-permanente leden van de Veiligheidsraad, waarbij in de eerste plaats bijzondere aandacht wordt besteed aan de bijdrage van Leden van de Verenigde Naties aan de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en voor de andere doeleinden van de Organisatie, en ook voor een billijke geografische spreiding.
  2. De niet-permanente leden van de Veiligheidsraad worden gekozen voor een termijn van twee jaar. Bij de eerste verkiezing van de niet-permanente leden na de verhoging van het lidmaatschap van de Veiligheidsraad van elf naar vijftien, worden twee van de vier extra leden gekozen voor een termijn van één jaar. Een aftredend lid is niet onmiddellijk herkiesbaar.
  3. Elk lid van de Veiligheidsraad heeft één vertegenwoordiger.

FUNCTIES EN KRACHTEN

Artikel 24

  1. Teneinde een snel en doeltreffend optreden van de Verenigde Naties te verzekeren, dragen haar Leden de eerste verantwoordelijkheid voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid bij de Veiligheidsraad, en komen zij overeen dat de Veiligheidsraad bij de uitvoering van zijn taken onder deze verantwoordelijkheid namens hen optreedt.
  2. Bij het vervullen van deze taken handelt de Veiligheidsraad in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. De specifieke bevoegdheden die aan de Veiligheidsraad worden toegekend voor de uitoefening van deze taken zijn vastgelegd in de hoofdstukken VI, VII, VIII en XII.
  3. De Veiligheidsraad legt jaarlijkse en, indien nodig, speciale rapporten ter bestudering voor aan de Algemene Vergadering.

Artikel 25

De Leden van de Verenigde Naties stemmen ermee in de besluiten van de Veiligheidsraad te aanvaarden en uit te voeren in overeenstemming met dit Handvest.

Artikel 26

Teneinde de vestiging en handhaving van internationale vrede en veiligheid te bevorderen met zo min mogelijk misbruik van de menselijke en economische middelen van de wereld, is de Veiligheidsraad verantwoordelijk voor het formuleren, met de hulp van het Comité van de Militaire Staf bedoeld in artikel 47, plannen voor te leggen aan de leden van de Verenigde Naties voor het opzetten van een systeem voor de regulering van bewapening.

STEMMEN

Artikel 27

  1. Elk lid van de Veiligheidsraad heeft één stem.
  2. Besluiten van de Veiligheidsraad over procedurele aangelegenheden worden genomen met een positieve stem van negen leden.
  3. Besluiten van de Veiligheidsraad over alle andere zaken worden genomen met een positieve stemming van negen leden, met inbegrip van de instemmende stemmen van de permanente leden; met dien verstande dat een partij bij een geschil zich bij beslissingen krachtens hoofdstuk VI en artikel 52, derde lid, van stemming onthoudt.

PROCEDURE

Artikel 28

  1. De Veiligheidsraad is zo georganiseerd dat hij ononderbroken kan functioneren. Elk lid van de Veiligheidsraad is hiertoe te allen tijde vertegenwoordigd op de zetel van de Organisatie.
  2. De Veiligheidsraad houdt periodieke vergaderingen waarop elk van zijn leden, indien hij dit wenst, kan worden vertegenwoordigd door een lid van de regering of door een andere speciaal aangewezen vertegenwoordiger.
  3. De Veiligheidsraad kan vergaderingen houden op andere plaatsen dan de zetel van de Organisatie, die naar zijn oordeel zijn werk het beste zullen vergemakkelijken.

Artikel 29

De Veiligheidsraad kan de hulporganen instellen die hij voor de uitoefening van zijn taken nodig acht.

Artikel 30

De Veiligheidsraad stelt zijn eigen reglement van orde vast, met inbegrip van de wijze van keuze van zijn voorzitter.

Artikel 31

Ieder lid van de Verenigde Naties dat geen lid is van de Veiligheidsraad kan zonder stemrecht deelnemen aan de bespreking van elke aan de Veiligheidsraad voorgelegde kwestie, wanneer deze meent dat de belangen van dat lid in het bijzonder worden geschaad.

Artikel 32

Elk lid van de Verenigde Naties dat geen lid is van de Veiligheidsraad of elke staat die geen lid is van de Verenigde Naties, indien het partij is bij een geschil dat in behandeling is bij de Veiligheidsraad, wordt uitgenodigd om deel te nemen, zonder stemmen, in de discussie over het geschil. De Veiligheidsraad stelt de voorwaarden vast die hij rechtvaardig acht voor de deelname van een staat die geen lid is van de Verenigde Naties.

Hoofdstuk VI: Beslechting van geschillen in de Stille Oceaan

Artikel 33

  1. De partijen bij elk geschil waarvan het voortduren de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar kan brengen, zullen in de eerste plaats een oplossing zoeken door middel van onderhandelingen, onderzoek, bemiddeling, verzoening, arbitrage, gerechtelijke schikking, hun toevlucht nemen tot regionale instanties of regelingen of andere vreedzame middelen naar eigen keuze.
  2. De Veiligheidsraad zal, wanneer hij dit nodig acht, de partijen oproepen om hun geschil met dergelijke middelen te beslechten.

Artikel 34

De Veiligheidsraad kan elk geschil of elke situatie die tot internationale wrijving zou kunnen leiden of aanleiding kan geven tot een geschil onderzoeken om te bepalen of het voortduren van het geschil of de situatie de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar kan brengen.

Artikel 35

  1. Elk lid van de Verenigde Naties kan elk geschil of elke situatie van de aard bedoeld in artikel 34 onder de aandacht brengen van de Veiligheidsraad of van de Algemene Vergadering.
  2. Een staat die geen lid is van de Verenigde Naties kan elk geschil waarbij hij partij is, onder de aandacht van de Veiligheidsraad of de Algemene Vergadering brengen, indien hij vooraf, voor de doeleinden van het geschil, de verplichtingen van de Pacific regeling voorzien in dit Handvest.
  3. Op de werkzaamheden van de Algemene Vergadering met betrekking tot aangelegenheden die ingevolge dit artikel onder haar aandacht worden gebracht, zijn de bepalingen van de artikelen 11 en 12 van toepassing.

Artikel 36

  1. De Veiligheidsraad kan in elk stadium van een geschil van de aard bedoeld in artikel 33 of van een soortgelijke situatie passende procedures of aanpassingsmethoden aanbevelen.
  2. De Veiligheidsraad dient rekening te houden met alle procedures voor de beslechting van het geschil die al door de partijen zijn aangenomen.
  3. Bij het doen van aanbevelingen op grond van dit artikel dient de Veiligheidsraad er ook rekening mee te houden dat juridische geschillen in de regel door de partijen moeten worden voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof in overeenstemming met de bepalingen van het Statuut van het Hof.

Artikel 37

  1. Indien de partijen bij een geschil van de aard bedoeld in artikel 33 er niet in slagen het te regelen met de in dat artikel aangegeven middelen, leggen zij het voor aan de Veiligheidsraad.
  2. Indien de Veiligheidsraad van oordeel is dat de voortzetting van het geschil in feite de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar kan brengen, besluit hij of hij maatregelen zal nemen krachtens artikel 36, dan wel de voorwaarden voor een regeling aanbeveelt die hij passend acht.

Artikel 38

Onverminderd de bepalingen van de artikelen 33 tot 37 kan de Veiligheidsraad, indien alle partijen bij enig geschil daarom verzoeken, aan de partijen aanbevelingen doen met het oog op een vreedzame regeling van het geschil.

Hoofdstuk VII: Actie met betrekking tot bedreigingen van de vrede, inbreuken op de vrede en daden van agressie.

Artikel 39

De Veiligheidsraad stelt vast of er sprake is van een bedreiging van de vrede, schending van de vrede of daad van agressie en doet aanbevelingen, of besluit welke maatregelen zullen worden genomen in overeenstemming met de artikelen 41 en 42, om de internationale vrede te handhaven of te herstellen en beveiliging.

Artikel 40

Om te voorkomen dat de situatie verergert, kan de Veiligheidsraad, alvorens de aanbevelingen te doen of te beslissen over de maatregelen bedoeld in artikel 39, de betrokken partijen oproepen de voorlopige maatregelen na te leven die hij nodig of wenselijk acht. Dergelijke voorlopige maatregelen laten de rechten, vorderingen of positie van de betrokken partijen onverlet. De Veiligheidsraad houdt naar behoren rekening met de niet-naleving van dergelijke voorlopige maatregelen.

Artikel 41

De Veiligheidsraad kan besluiten welke maatregelen zonder het gebruik van gewapend geweld moeten worden genomen om uitvoering te geven aan zijn besluiten, en hij kan de Leden van de Verenigde Naties oproepen dergelijke maatregelen toe te passen. Deze kunnen de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de economische betrekkingen en van het spoor, de zee, de lucht, de post, de telegraaf, de radio en andere communicatiemiddelen omvatten, en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen.

Artikel 42

Indien de Veiligheidsraad van oordeel is dat de in artikel 41 bedoelde maatregelen ontoereikend zouden zijn of ontoereikend zijn gebleken, kan hij door de lucht-, zee- of landstrijdkrachten de maatregelen nemen die nodig zijn om de internationale vrede en veiligheid te handhaven of te herstellen. Dergelijke acties kunnen demonstraties, blokkades en andere operaties door lucht-, zee- of landstrijdkrachten van leden van de Verenigde Naties omvatten.

Artikel 43

  1. Alle Leden van de Verenigde Naties verbinden zich ertoe, om bij te dragen tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, de Veiligheidsraad, op diens verzoek en in overeenstemming met een speciale overeenkomst of overeenkomsten, strijdkrachten, bijstand en faciliteiten ter beschikking te stellen, met inbegrip van doorgangsrechten die nodig zijn voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
  2. Dergelijke overeenkomst of overeenkomsten zullen het aantal en de soorten strijdkrachten regelen, hun mate van paraatheid en algemene locatie, en de aard van de te verstrekken faciliteiten en hulp.
  3. Over de overeenkomst of overeenkomsten wordt zo spoedig mogelijk op initiatief van de Veiligheidsraad onderhandeld. Zij worden gesloten tussen de Veiligheidsraad en de Leden of tussen de Veiligheidsraad en groepen Leden en moeten worden bekrachtigd door de ondertekenende staten in overeenstemming met hun onderscheiden grondwettelijke procedures.

Artikel 44

Wanneer de Veiligheidsraad heeft besloten geweld te gebruiken, nodigt hij, alvorens een lid op te roepen dat niet in hem is vertegenwoordigd om strijdkrachten te leveren ter nakoming van de krachtens artikel 43 aangegane verplichtingen, dat lid uit, indien het dat wenst, deel te nemen aan de besluiten van de Veiligheidsraad betreffende de inzet van contingenten van de strijdkrachten van dat lid.

Artikel 45

Teneinde de Verenigde Naties in staat te stellen dringende militaire maatregelen te nemen, dienen de Leden te zorgen voor onmiddellijk beschikbare nationale luchtmachtcontingenten voor gecombineerde internationale handhavingsacties. De sterkte en de mate van paraatheid van deze contingenten en plannen voor hun gezamenlijke actie worden bepaald binnen de grenzen bepaald in de bijzondere overeenkomst of overeenkomsten bedoeld in artikel 43, door de Veiligheidsraad met de hulp van het Comité van de Militaire Staf.

Artikel 46

Plannen voor het inzetten van gewapend geweld worden opgesteld door de Veiligheidsraad, bijgestaan ​​door het Comité van de Militaire Staf.

Artikel 47

  1. Er zal een Comité van de Militaire Staf worden opgericht om de Veiligheidsraad te adviseren en bij te staan ​​in alle aangelegenheden met betrekking tot de militaire behoeften van de Veiligheidsraad voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, de inzet en het bevel over de ter beschikking gestelde strijdkrachten, de regulering van bewapening, en mogelijke ontwapening.
  2. Het Comité van de Militaire Staf bestaat uit de Stafchefs van de permanente leden van de Veiligheidsraad of hun vertegenwoordigers. Elk lid van de Verenigde Naties dat niet permanent in het comité is vertegenwoordigd, wordt door het comité uitgenodigd om zich bij het comité te voegen wanneer de efficiënte uitvoering van de verantwoordelijkheden van het comité de deelname van dat lid aan zijn werkzaamheden vereist.
  3. Het Comité van de Militaire Staf is in het kader van de Veiligheidsraad verantwoordelijk voor de strategische leiding van alle strijdkrachten die aan de Veiligheidsraad ter beschikking worden gesteld. Vragen met betrekking tot het bevel over dergelijke strijdkrachten zullen later worden uitgewerkt.
  4. Het Comité van de Militaire Staf kan, met toestemming van de Veiligheidsraad en na overleg met de bevoegde regionale agentschappen, regionale subcomités oprichten.

Artikel 48

  1. De maatregelen die nodig zijn om de besluiten van de Veiligheidsraad uit te voeren voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid worden genomen door alle Leden van de Verenigde Naties of door sommigen van hen, al naar gelang de Veiligheidsraad kan bepalen.
  2. Dergelijke besluiten worden door de Leden van de Verenigde Naties rechtstreeks en door hun optreden in de bevoegde internationale organisaties waarvan zij lid zijn, uitgevoerd.

Artikel 49

De Leden van de Verenigde Naties verlenen elkaar wederzijdse bijstand bij de uitvoering van de door de Veiligheidsraad besloten maatregelen.

Artikel 50

Indien door de Veiligheidsraad preventieve of handhavende maatregelen worden genomen tegen een staat, heeft iedere andere staat, ongeacht of deze lid is van de Verenigde Naties of niet, die zich geconfronteerd ziet met bijzondere economische problemen die voortvloeien uit de uitvoering van die maatregelen, het recht de Veiligheidsraad raadplegen over een oplossing van die problemen.

Artikel 51

Niets in dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht op individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval op een lid van de Verenigde Naties, totdat de Veiligheidsraad de nodige maatregelen heeft genomen om de internationale vrede en veiligheid te handhaven. Maatregelen die door Leden worden genomen bij de uitoefening van dit recht op zelfverdediging worden onmiddellijk gemeld aan de Veiligheidsraad en doen op geen enkele wijze afbreuk aan het gezag en de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad krachtens dit Handvest om op enig moment de maatregelen te nemen die het nodig heeft. nodig acht om de internationale vrede en veiligheid te handhaven of te herstellen.

Hoofdstuk VIII: Regionale regelingen

Artikel 52

  1. Niets in dit Handvest sluit het bestaan ​​uit van regionale regelingen of instanties voor het behandelen van aangelegenheden die verband houden met de handhaving van internationale vrede en veiligheid die passend zijn voor regionaal optreden, op voorwaarde dat dergelijke regelingen of instanties en hun activiteiten in overeenstemming zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties.
  2. De Leden van de Verenigde Naties die dergelijke regelingen aangaan of dergelijke organisaties vormen, stellen alles in het werk om plaatselijke geschillen op vreedzame wijze op te lossen door middel van dergelijke regionale regelingen of door dergelijke regionale agentschappen, alvorens ze aan de Veiligheidsraad voor te leggen.
  3. De Veiligheidsraad stimuleert de ontwikkeling van een vreedzame regeling van plaatselijke geschillen door middel van dergelijke regionale regelingen of door dergelijke regionale instanties, hetzij op initiatief van de betrokken staten, hetzij op verwijzing van de Veiligheidsraad.
  4. Dit artikel doet geenszins afbreuk aan de toepassing van de artikelen 34 en 35.

Artikel 53

  1. De Veiligheidsraad maakt, waar passend, gebruik van dergelijke regionale regelingen of instanties voor handhavingsacties onder zijn gezag. Maar zonder toestemming van de Veiligheidsraad zullen geen handhavingsmaatregelen worden genomen krachtens regionale regelingen of door regionale instanties, met uitzondering van maatregelen tegen vijandige staten, zoals gedefinieerd in het tweede lid van dit artikel, voorzien ingevolge artikel 107 of in regionale regelingen gericht tegen vernieuwing van agressief beleid van de zijde van een dergelijke staat, totdat de Organisatie op verzoek van de betrokken regeringen kan worden belast met de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van verdere agressie door een dergelijke staat.
  2. De term vijandige staat zoals gebruikt in het eerste lid van dit artikel is van toepassing op elke staat die tijdens de Tweede Wereldoorlog een vijand is geweest van enige ondertekenaar van dit Handvest.

Artikel 54

De Veiligheidsraad wordt te allen tijde volledig op de hoogte gehouden van activiteiten die worden ondernomen of overwogen in het kader van regionale regelingen of door regionale instanties voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

Hoofdstuk IX: Internationale economische en sociale samenwerking

Artikel 55

Met het oog op het scheppen van voorwaarden van stabiliteit en welzijn die nodig zijn voor vreedzame en vriendschappelijke betrekkingen tussen naties, gebaseerd op eerbiediging van het beginsel van gelijke rechten en zelfbeschikking van volkeren, zullen de Verenigde Naties bevorderen:

  1. hogere levensstandaard, volledige werkgelegenheid en voorwaarden voor economische en sociale vooruitgang en ontwikkeling;
  2. oplossingen van internationale economische, sociale, gezondheids- en aanverwante problemen; en internationale culturele en educatieve samenwerking; en
  3. universeel respect voor en naleving van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of religie.

Artikel 56

Alle Leden verbinden zich ertoe gezamenlijk en afzonderlijk actie te ondernemen in samenwerking met de Organisatie voor het bereiken van de in artikel 55 uiteengezette doeleinden.

Artikel 57

  1. De verschillende gespecialiseerde organisaties, opgericht bij intergouvernementele overeenkomst en met brede internationale verantwoordelijkheden, zoals omschreven in hun basisinstrumenten, op economisch, sociaal, cultureel, onderwijs-, gezondheids- en aanverwante gebieden, zullen in verband worden gebracht met de Verenigde Naties in overeenstemming met de bepalingen van artikel 63.
  2. Dergelijke instanties die aldus met de Verenigde Naties in verband worden gebracht, worden hierna gespecialiseerde instanties genoemd.

Artikel 58

De Organisatie doet aanbevelingen voor de coördinatie van het beleid en de activiteiten van de gespecialiseerde organisaties.

Artikel 59

De Organisatie zal, in voorkomend geval, onderhandelingen aanknopen tussen de betrokken staten voor de oprichting van nieuwe gespecialiseerde organisaties die nodig zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 55 uiteengezette doeleinden.

Artikel 60

De verantwoordelijkheid voor de vervulling van de in dit hoofdstuk uiteengezette functies van de Organisatie berust bij de Algemene Vergadering en, onder het gezag van de Algemene Vergadering, bij de Economische en Sociale Raad, die daartoe de bevoegdheden heeft die zijn vermeld in Hoofdstuk X.

Hoofdstuk X: De Economische en Sociale Raad

SAMENSTELLING

Artikel 61

  1. De Economische en Sociale Raad bestaat uit vierenvijftig Leden van de Verenigde Naties, gekozen door de Algemene Vergadering.
  2. Behoudens het bepaalde in lid 3 worden jaarlijks achttien leden van de Economische en Sociale Raad gekozen voor een periode van drie jaar. Een aftredend lid is terstond herkiesbaar.
  3. Bij de eerste verkiezing na de verhoging van het ledental van de Economische en Sociale Raad van zevenentwintig tot vierenvijftig leden, naast de leden die zijn gekozen in de plaats van de negen leden wier ambtstermijn aan het einde van dat jaar afloopt, zevenentwintig extra leden worden gekozen. Van deze zevenentwintig extra leden verstrijkt de ambtstermijn van negen aldus gekozen leden aan het einde van een jaar, en van negen andere leden aan het einde van twee jaar, in overeenstemming met de regelingen die zijn getroffen door de Algemene Vergadering.
  4. Elk lid van de Economische en Sociale Raad heeft één vertegenwoordiger.

FUNCTIES EN KRACHTEN

Artikel 62

  1. De Economische en Sociale Raad kan studies en rapporten maken of initiëren met betrekking tot internationale economische, sociale, culturele, educatieve, gezondheids- en aanverwante zaken en kan aanbevelingen doen met betrekking tot dergelijke zaken aan de Algemene Vergadering aan de Leden van de Verenigde Naties , en aan de betrokken gespecialiseerde instanties.
  2. Het kan aanbevelingen doen ter bevordering van de eerbiediging en naleving van de mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen.
  3. Het kan ontwerp-verdragen opstellen die aan de Algemene Vergadering moeten worden voorgelegd met betrekking tot aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen.
  4. Het kan, in overeenstemming met de door de Verenigde Naties voorgeschreven regels, internationale conferenties bijeenroepen over aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen.

Artikel 63

  1. De Economische en Sociale Raad kan met elk van de in artikel 57 bedoelde instanties overeenkomsten sluiten, waarin de voorwaarden worden bepaald waaronder de betrokken instantie met de Verenigde Naties in verband wordt gebracht. Dergelijke overeenkomsten moeten worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
  2. Het kan de activiteiten van de gespecialiseerde organisaties coördineren door middel van overleg met en aanbevelingen aan dergelijke organisaties en door middel van aanbevelingen aan de Algemene Vergadering en aan de Leden van de Verenigde Naties.

Artikel 64

  1. De Economische en Sociale Raad kan passende maatregelen nemen om regelmatige verslagen van de gespecialiseerde instanties te verkrijgen. Het kan regelingen treffen met de Leden van de Verenigde Naties en met de gespecialiseerde organisaties om rapporten te verkrijgen over de stappen die zijn genomen om uitvoering te geven aan zijn eigen aanbevelingen en aan aanbevelingen over aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen, gedaan door de Algemene Vergadering.
  2. Zij kan haar opmerkingen over deze verslagen aan de Algemene Vergadering meedelen.

Artikel 65

De Economische en Sociale Raad kan informatie verstrekken aan de Veiligheidsraad en staat de Veiligheidsraad desgevraagd bij.

Artikel 66

  1. De Economische en Sociale Raad oefent de taken uit die binnen zijn bevoegdheid vallen in verband met de uitvoering van de aanbevelingen van de Algemene Vergadering.
  2. Het kan, met goedkeuring van de Algemene Vergadering, diensten verlenen op verzoek van Leden van de Verenigde Naties en op verzoek van gespecialiseerde organisaties.
  3. Het oefent alle andere functies uit die elders in dit Handvest zijn gespecificeerd of die het door de Algemene Vergadering kunnen worden toegewezen.

STEMMEN

Artikel 67

  1. Elk lid van de Economische en Sociale Raad heeft één stem.
  2. De besluiten van de Economische en Sociale Raad worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.

PROCEDURE

Artikel 68

De Economische en Sociale Raad stelt commissies in op economisch en sociaal gebied en ter bevordering van de mensenrechten, en andere commissies die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken.

Artikel 69

De Economische en Sociale Raad nodigt elk lid van de Verenigde Naties uit om zonder stemrecht deel te nemen aan zijn beraadslagingen over een aangelegenheid die dat lid bijzonder aangaat.

Artikel 70

De Economische en Sociale Raad kan regelingen treffen voor de deelname van vertegenwoordigers van de gespecialiseerde agentschappen, zonder stemrecht, aan zijn beraadslagingen en aan die van de door hem ingestelde commissies, en voor de deelname van zijn vertegenwoordigers aan de beraadslagingen van de gespecialiseerde bureaus.

Artikel 71

De Economische en Sociale Raad kan passende regelingen treffen voor overleg met niet-gouvernementele organisaties die zich bezighouden met aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen. Dergelijke regelingen kunnen worden getroffen met internationale organisaties en, in voorkomend geval, met nationale organisaties na overleg met het betrokken lid van de Verenigde Naties.

Artikel 72

  1. De Economische en Sociale Raad stelt zijn eigen reglement van orde vast, met inbegrip van de wijze van keuze van zijn voorzitter.
  2. De Economische en Sociale Raad komt naar behoefte bijeen in overeenstemming met zijn reglement, dat de mogelijkheid omvat om vergaderingen bijeen te roepen op verzoek van een meerderheid van zijn leden.

Hoofdstuk XI: Verklaring betreffende niet-zelfbesturende gebieden

Artikel 73

Leden van de Verenigde Naties die verantwoordelijkheid hebben of nemen voor het bestuur van gebieden waarvan de volkeren nog geen volledige mate van zelfbestuur hebben bereikt, erkennen het principe dat de belangen van de inwoners van deze gebieden voorop staan, en aanvaarden als een heilige opdracht de verplichting om, binnen het systeem van internationale vrede en veiligheid zoals ingesteld door dit Handvest, het welzijn van de inwoners van deze gebieden tot het uiterste te bevorderen, en daartoe:

  1. om, met het nodige respect voor de cultuur van de betrokken volkeren, hun politieke, economische, sociale en educatieve vooruitgang, hun rechtvaardige behandeling en hun bescherming tegen misbruik te verzekeren;
  2. zelfbestuur te ontwikkelen, terdege rekening te houden met de politieke aspiraties van de volkeren, en hen te helpen bij de geleidelijke ontwikkeling van hun vrije politieke instellingen, in overeenstemming met de specifieke omstandigheden van elk gebied en zijn volkeren en hun verschillende stadia van vooruitgang;
  3. om de internationale vrede en veiligheid te bevorderen;
  4. constructieve maatregelen voor ontwikkeling te bevorderen, onderzoek aan te moedigen en samen te werken met elkaar en, wanneer en waar nodig, met gespecialiseerde internationale organisaties met het oog op de praktische verwezenlijking van de sociale, economische en wetenschappelijke doeleinden die in deze Artikel; en
  5. regelmatig ter informatie aan de secretaris-generaal te zenden, behoudens de beperkingen die veiligheids- en grondwettelijke overwegingen vereisen, statistische en andere informatie van technische aard met betrekking tot economische, sociale en educatieve omstandigheden in de gebieden waarvoor zij respectievelijk verantwoordelijk zijn andere dan die gebieden waarop de hoofdstukken XII en XIII van toepassing zijn.

Artikel 74

Leden van de Verenigde Naties zijn het er ook over eens dat hun beleid ten aanzien van de gebieden waarop dit hoofdstuk van toepassing is, niet minder dan ten aanzien van hun grootstedelijke gebieden, gebaseerd moet zijn op het algemene beginsel van goed nabuurschap, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de belangen en het welzijn van de rest van de wereld, in sociale, economische en commerciële aangelegenheden.

Hoofdstuk XII: Internationaal trustschapssysteem

Artikel 75

De Verenigde Naties zullen onder hun gezag een internationaal trustschapsstelsel opzetten voor het bestuur van en het toezicht op de gebieden die daaronder kunnen worden geplaatst door latere individuele overeenkomsten. Deze gebieden worden hierna trustgebieden genoemd.

Artikel 76

De fundamentele doelstellingen van het trustschapssysteem zijn, in overeenstemming met de doelstellingen van de Verenigde Naties zoals vastgelegd in artikel 1 van dit Handvest, de volgende:

  1. om de internationale vrede en veiligheid te bevorderen;
  2. ter bevordering van de politieke, economische, sociale en educatieve vooruitgang van de inwoners van de trustgebieden, en hun geleidelijke ontwikkeling naar zelfbestuur of onafhankelijkheid, al naar gelang de specifieke omstandigheden van elk gebied en zijn volkeren en de vrijelijk geuite wensen van de betrokken volkeren, en zoals kan worden bepaald door de voorwaarden van elke trustschapsovereenkomst;
  3. respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor iedereen aan te moedigen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of religie, en de erkenning van de onderlinge afhankelijkheid van de volkeren van de wereld aan te moedigen; en
  4. gelijke behandeling in sociale, economische en commerciële aangelegenheden voor alle leden van de Verenigde Naties en hun onderdanen, en ook voor de gelijke behandeling van laatstgenoemden in de rechtsbedeling, onverminderd de verwezenlijking van de voorgaande doelstellingen en behoudens de bepalingen van artikel 80.

Artikel 77

  1. Het trustschapssysteem is van toepassing op gebieden in de volgende categorieën die daaronder kunnen worden geplaatst door middel van trustschapsovereenkomsten:
    1. gebieden die nu onder mandaat staan;
    2. gebieden die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog kunnen worden losgemaakt van vijandige staten; en
    3. gebieden die vrijwillig onder het systeem zijn geplaatst door staten die verantwoordelijk zijn voor hun bestuur.
  2. Het zal een kwestie zijn voor latere overeenstemming over welke gebieden in de voorgaande categorieën onder het trustschapssysteem zullen worden gebracht en onder welke voorwaarden.

Artikel 78

Het trustschapssysteem is niet van toepassing op gebieden die lid zijn geworden van de Verenigde Naties, waarvan de onderlinge betrekkingen gebaseerd moeten zijn op eerbiediging van het beginsel van soevereine gelijkheid.

Artikel 79

De voorwaarden van het trustschap voor elk gebied dat onder het trustschapssysteem moet worden geplaatst, met inbegrip van elke wijziging of wijziging, worden overeengekomen door de rechtstreeks betrokken staten, met inbegrip van de dwingende bevoegdheid in het geval van gebieden die onder mandaat staan ​​van een lid van de Verenigde Naties , en worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 83 en 85.

Artikel 80

  1. Behalve zoals kan worden overeengekomen in individuele trustschapsovereenkomsten, gemaakt krachtens de artikelen 77, 79 en 81, waarbij elk gebied onder het trustschapssysteem wordt geplaatst, en totdat dergelijke overeenkomsten zijn gesloten, mag niets in dit hoofdstuk op zichzelf worden uitgelegd als een wijziging op enigerlei wijze de rechten van welke staten of volkeren dan ook of de voorwaarden van bestaande internationale instrumenten waarbij respectievelijk leden van de Verenigde Naties partij kunnen zijn.
  2. Lid 1 van dit artikel mag niet worden geïnterpreteerd als een grond voor vertraging of uitstel van de onderhandelingen over en het sluiten van overeenkomsten voor het plaatsen van mandaatgebieden en andere gebieden onder het trustschapssysteem als bedoeld in artikel 77.

Artikel 81

De trustschapsovereenkomst omvat in elk geval de voorwaarden waaronder het trustgebied zal worden beheerd en wijst de autoriteit aan die het beheer van het trustgebied zal uitoefenen. Een dergelijke autoriteit, hierna de uitvoerende autoriteit genoemd, kan een of meer staten zijn of de Organisatie zelf.

Artikel 82

In elke trustschapsovereenkomst kunnen een of meer strategische gebieden worden aangewezen die een deel of het gehele trustgebied kunnen omvatten waarop de overeenkomst van toepassing is, onverminderd enige bijzondere overeenkomst of overeenkomsten die krachtens artikel 43 zijn gemaakt.

Artikel 83

  1. Alle functies van de Verenigde Naties met betrekking tot strategische gebieden, met inbegrip van de goedkeuring van de voorwaarden van de trustschapsovereenkomsten en van de wijziging of wijziging daarvan, worden uitgeoefend door de Veiligheidsraad.
  2. De basisdoelstellingen van artikel 76 zijn van toepassing op de mensen van elk strategisch gebied.
  3. De Veiligheidsraad zal, met inachtneming van de bepalingen van de trustschapsovereenkomsten en onverminderd veiligheidsoverwegingen, de hulp inroepen van de Trustschapsraad om de functies van de Verenigde Naties in het kader van het trustschapssysteem te vervullen met betrekking tot politieke, economische, sociale en onderwijszaken op de strategische gebieden.

Artikel 84

Het is de taak van de uitvoerende autoriteit ervoor te zorgen dat het trustgebied zijn rol speelt bij de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. Hiertoe kan het bestuursorgaan gebruik maken van vrijwillige strijdkrachten, faciliteiten en assistentie uit het trustgebied bij het uitvoeren van de verplichtingen jegens de Veiligheidsraad die in dit verband zijn aangegaan door het bestuursorgaan, alsmede voor de plaatselijke verdediging en rechtshandhaving en orde binnen het trustgebied.

Artikel 85

  1. De functies van de Verenigde Naties met betrekking tot trustschapsovereenkomsten voor alle gebieden die niet als strategisch zijn aangemerkt, met inbegrip van de goedkeuring van de voorwaarden van de trustschapsovereenkomsten en hun wijziging of wijziging, worden uitgeoefend door de Algemene Vergadering.
  2. De Trustschapsraad, opererend onder het gezag van de Algemene Vergadering, zal de Algemene Vergadering bijstaan ​​bij het uitvoeren van deze functies.

Hoofdstuk XIII: De Trustschapsraad

SAMENSTELLING

Artikel 86

  1. De Trustschapsraad bestaat uit de volgende leden van de Verenigde Naties:
    1. die leden die trustgebieden beheren;
    2. die van de in artikel 23 met naam genoemde Leden die geen trustgebieden beheren; en
    3. zoveel andere Leden die door de Algemene Vergadering zijn gekozen voor een termijn van drie jaar als nodig is om ervoor te zorgen dat het totale aantal leden van de Trustschapsraad gelijkelijk wordt verdeeld tussen de Leden van de Verenigde Naties die trustgebieden beheren en degenen die dat niet doen.
  2. Elk lid van de Trustschapsraad wijst één speciaal gekwalificeerde persoon aan om hem daarin te vertegenwoordigen.

FUNCTIES EN KRACHTEN

Artikel 87

De Algemene Vergadering en, onder haar gezag, de Trustschapsraad, kunnen bij de uitoefening van hun functies:

  1. rapporten van de uitvoerende autoriteit in overweging nemen;
  2. verzoekschriften in ontvangst nemen en in overleg met de bestuursautoriteit onderzoeken;
  3. te voorzien in periodieke bezoeken aan de respectieve trustgebieden op met de bestuursautoriteit overeengekomen tijden; en
  4. deze en andere acties te ondernemen in overeenstemming met de voorwaarden van de trustschapsovereenkomsten.

Artikel 88

De Trustschapsraad stelt een vragenlijst op over de politieke, economische, sociale en educatieve vooruitgang van de inwoners van elk trustgebied, en de bestuursautoriteit voor elk trustgebied dat onder de bevoegdheid van de Algemene Vergadering valt, brengt jaarlijks verslag uit aan de Algemene Vergadering op basis van een dergelijke vragenlijst.

STEMMEN

Artikel 89

  1. Elk lid van de Trustschapsraad heeft één stem.
  2. Besluiten van de Trustschapsraad worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.

PROCEDURE

Artikel 90

  1. De Trustschapsraad stelt zijn eigen reglement van orde vast, met inbegrip van de wijze waarop zijn voorzitter wordt gekozen.
  2. De Trustschapsraad komt bijeen zoals vereist in overeenstemming met zijn reglement, dat de mogelijkheid omvat om vergaderingen bijeen te roepen op verzoek van een meerderheid van zijn leden.

Artikel 91

De Trustschapsraad zal, in voorkomend geval, de hulp inroepen van de Economische en Sociale Raad en van de gespecialiseerde organisaties met betrekking tot aangelegenheden waarmee zij zich onderscheiden.

Hoofdstuk XIV: Het Internationaal Gerechtshof

Artikel 92

Het Internationaal Gerechtshof is het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties. Het functioneert in overeenstemming met het bijgevoegde Statuut, dat gebaseerd is op het Statuut van het Permanente Hof van Internationale Justitie en een integrerend onderdeel vormt van dit Handvest.

Artikel 93

  1. Alle leden van de Verenigde Naties zijn ipso facto partij bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof.
  2. Een staat die geen lid is van de Verenigde Naties kan partij worden bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof onder voorwaarden die per geval door de Algemene Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad worden vastgesteld.

Artikel 94

  1. Elk Lid van de Verenigde Naties verbindt zich ertoe zich te houden aan de beslissing van het Internationaal Gerechtshof in elk geval waarbij het partij is.
  2. Indien een partij bij een zaak de verplichtingen niet nakomt die op haar rusten krachtens een uitspraak van het Hof, kan de andere partij een beroep doen op de Veiligheidsraad, die, indien hij dit nodig acht, aanbevelingen kan doen of besluiten kan nemen over te nemen maatregelen om uitvoering te geven aan het vonnis.

Artikel 95

Niets in dit Handvest belet de Leden van de Verenigde Naties om de oplossing van hun geschillen aan andere tribunalen toe te vertrouwen op grond van reeds bestaande of in de toekomst gesloten overeenkomsten.

Artikel 96

  1. De Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad kan het Internationaal Gerechtshof verzoeken om een ​​advies over elke juridische kwestie.
  2. Andere organen van de Verenigde Naties en gespecialiseerde organisaties, die te allen tijde daartoe door de Algemene Vergadering kunnen worden gemachtigd, kunnen ook advies van het Hof vragen over juridische vraagstukken die zich in het kader van hun activiteiten voordoen.

Hoofdstuk XV: Het secretariaat

Artikel 97

Het Secretariaat bestaat uit een Secretaris-Generaal en het personeel dat de Organisatie nodig heeft. De Secretaris-Generaal wordt benoemd door de Algemene Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad. Hij zal de hoogste administratieve functionaris van de Organisatie zijn.

Artikel 98

De Secretaris-Generaal treedt in die hoedanigheid op in alle vergaderingen van de Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad, de Economische en Sociale Raad en de Trustschapsraad, en oefent alle andere functies uit die hem door deze organen worden toevertrouwd. De Secretaris-Generaal brengt jaarlijks verslag uit aan de Algemene Vergadering over de werkzaamheden van de Organisatie.

Artikel 99

De Secretaris-Generaal kan elke aangelegenheid die naar zijn mening de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar kan brengen, onder de aandacht van de Veiligheidsraad brengen.

Artikel 100

  1. Bij de uitvoering van hun taken vragen of ontvangen de Secretaris-Generaal en het personeel geen instructies van enige regering of van enige andere autoriteit buiten de Organisatie. Zij onthouden zich van elke handeling die afbreuk zou kunnen doen aan hun positie als internationale functionarissen die uitsluitend aan de Organisatie verantwoordelijk zijn.
  2. Elk Lid van de Verenigde Naties verbindt zich ertoe het uitsluitend internationale karakter van de verantwoordelijkheden van de Secretaris-Generaal en het personeel te respecteren en niet te trachten hen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun verantwoordelijkheden.

Artikel 101

  1. Het personeel wordt benoemd door de Secretaris-Generaal volgens reglementen vastgesteld door de Algemene Vergadering.
  2. Geschikt personeel wordt permanent toegewezen aan de Economische en Sociale Raad, de Trustschapsraad en, indien vereist, aan andere organen van de Verenigde Naties. Deze staf maakt deel uit van het secretariaat.
  3. De belangrijkste overweging bij de tewerkstelling van het personeel en bij het bepalen van de arbeidsvoorwaarden is de noodzaak om de hoogste normen van efficiëntie, bekwaamheid en integriteit te waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met het belang van de aanwerving van het personeel op een zo breed mogelijke geografische basis.

Hoofdstuk XVI: Diverse bepalingen

Artikel 102

  1. Elk verdrag en elke internationale overeenkomst die door een Lid van de Verenigde Naties is aangegaan nadat dit Handvest in werking is getreden, wordt zo spoedig mogelijk bij het Secretariaat geregistreerd en door het Secretariaat gepubliceerd.
  2. Geen enkele partij bij een dergelijk verdrag of internationale overeenkomst die niet is geregistreerd in overeenstemming met de bepalingen van het eerste lid van dit artikel mag zich voor enig orgaan van de Verenigde Naties op dat verdrag of die overeenkomst beroepen.

Artikel 103

In het geval van een conflict tussen de verplichtingen van de Leden van de Verenigde Naties krachtens dit Handvest en hun verplichtingen krachtens enige andere internationale overeenkomst, prevaleren hun verplichtingen krachtens dit Handvest.

Artikel 104

De Organisatie geniet op het grondgebied van elk van haar Leden de rechtsbevoegdheid die nodig is voor de uitoefening van haar functies en de verwezenlijking van haar doelstellingen.

Artikel 105

  1. De Organisatie geniet op het grondgebied van elk van haar Leden de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de verwezenlijking van haar doelstellingen.
  2. Vertegenwoordigers van de Leden van de Verenigde Naties en functionarissen van de Organisatie genieten eveneens de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de Organisatie.
  3. De Algemene Vergadering kan aanbevelingen doen met het oog op het bepalen van de details van de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel, of kan daartoe verdragen voorstellen aan de Leden van de Verenigde Naties.

Hoofdstuk XVII: Overgangsbeveiligingsregelingen

Artikel 106

In afwachting van de inwerkingtreding van de in artikel 43 bedoelde speciale overeenkomsten die naar het oordeel van de Veiligheidsraad hem in staat stellen zijn verantwoordelijkheden krachtens artikel 42 uit te oefenen, hebben de partijen bij de Vierlandenverklaring, ondertekend te Moskou op 30 oktober 1943 en Frankrijk zullen, in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf 5 van die Verklaring, met elkaar en zo nodig met andere Leden van de Verenigde Naties overleg plegen met het oog op een gezamenlijk optreden namens de Organisatie als nodig mocht zijn. met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

Artikel 107

Niets in dit Handvest zal het optreden ongeldig maken of uitsluiten, met betrekking tot een staat die tijdens de Tweede Wereldoorlog een vijand is geweest van een ondertekenaar van dit Handvest, genomen of toegestaan ​​als gevolg van die oorlog door de regeringen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke actie.

Hoofdstuk XVIII: Wijzigingen

Artikel 108

Wijzigingen van dit Handvest worden van kracht voor alle Leden van de Verenigde Naties wanneer ze zijn aangenomen met een meerderheid van twee derde van de leden van de Algemene Vergadering en zijn bekrachtigd in overeenstemming met hun respectieve grondwettelijke procedures door twee derde van de Leden van de Verenigde Naties, met inbegrip van alle permanente leden van de Veiligheidsraad.

Artikel 109

  1. Een Algemene Conferentie van de Leden van de Verenigde Naties met het oog op de herziening van dit Handvest kan worden gehouden op een datum en plaats die worden vastgesteld met een tweederde meerderheid van de leden van de Algemene Vergadering en met een stemming van negen leden. van de Veiligheidsraad. Elk lid van de Verenigde Naties heeft één stem in de conferentie.
  2. Elke wijziging van dit Handvest die wordt aanbevolen door een tweederde meerderheid van de conferentie, wordt van kracht wanneer ze in overeenstemming met hun respectieve grondwettelijke procedures is bekrachtigd door twee derde van de Leden van de Verenigde Naties, met inbegrip van alle permanente leden van de Veiligheidsraad.
  3. Indien een dergelijke conferentie niet is gehouden vóór de tiende jaarlijkse zitting van de Algemene Vergadering na de inwerkingtreding van dit Handvest, zal het voorstel om een ​​dergelijke conferentie bijeen te roepen op de agenda van die zitting van de Algemene Vergadering worden geplaatst, en de conferentie wordt gehouden indien daartoe wordt besloten met een meerderheid van stemmen van de leden van de Algemene Vergadering en met een stemming van zeven leden van de Veiligheidsraad.

Hoofdstuk XIX: Bekrachtiging en handtekening

Artikel 110

  1. Dit Handvest zal door de ondertekenende staten worden bekrachtigd in overeenstemming met hun respectieve constitutionele procedures.
  2. De bekrachtigingen zullen worden nedergelegd bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die alle ondertekenende staten van elke nederlegging in kennis stelt, evenals de Secretaris-Generaal van de Organisatie wanneer hij is benoemd.
  3. Dit Handvest treedt in werking na nederlegging van de bekrachtigingen door de Republiek China, Frankrijk, de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Verenigde Staten van Amerika, en door een meerderheid van de andere ondertekenende staten. Vervolgens wordt een protocol van de nedergelegde bekrachtigingen opgesteld door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die daarvan afschriften zal doen toekomen aan alle ondertekenende staten.
  4. De staten die dit Handvest hebben ondertekend en het bekrachtigen nadat het in werking is getreden, zullen de oorspronkelijke Leden van de Verenigde Naties worden op de datum van nederlegging van hun respectieve bekrachtigingen.

Artikel 111

Dit Handvest, waarvan de Chinese, Franse, Russische, Engelse en Spaanse teksten gelijkelijk authentiek zijn, blijft nedergelegd in de archieven van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika. Naar behoren voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan worden door die Regering toegezonden aan de Regeringen van de andere ondertekenende Staten.

In geloof waarvan de vertegenwoordigers van de regeringen van de Verenigde Naties dit Handvest hebben ondertekend. GEDAAN te San Francisco, zesentwintig juni negentienhonderd vijfenveertig.

Wijziging van de artikelen 23, 27, 61, 109

Wijzigingen van de artikelen 23, 27 en 61 van het Handvest werden op 17 december 1963 door de Algemene Vergadering aangenomen en traden in werking op 31 augustus 1965. Een verdere wijziging van artikel 61 werd op 20 december 1971 door de Algemene Vergadering aangenomen en trad in werking. op 24 september 1973 in werking getreden. Een wijziging van artikel 109, aangenomen door de Algemene Vergadering op 20 december 1965, trad in werking op 12 juni 1968.

Door de wijziging van artikel 23 wordt het aantal leden van de Veiligheidsraad uitgebreid van elf naar vijftien. Het gewijzigde artikel 27 bepaalt dat besluiten van de Veiligheidsraad over procedurele aangelegenheden worden genomen met een positieve stem van negen leden (voorheen zeven) en over alle andere aangelegenheden met een positieve stem van negen leden (voorheen zeven), met inbegrip van de instemmende stemmen van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad.

Door de wijziging van artikel 61, die op 31 augustus 1965 in werking trad, werd het aantal leden van de Economische en Sociale Raad uitgebreid van achttien naar zevenentwintig. De daaropvolgende wijziging van dat artikel, die op 24 september 1973 in werking trad, breidde het ledental van de Raad verder uit van zevenentwintig naar vierenvijftig.

De wijziging van artikel 109, die betrekking heeft op de eerste alinea van dat artikel, bepaalt dat een Algemene Conferentie van lidstaten voor de herziening van het Handvest kan worden gehouden op een door een tweederde meerderheid van de stemmen vast te stellen datum en plaats. leden van de Algemene Vergadering en door een stemming van negen leden (voorheen zeven) van de Veiligheidsraad. Paragraaf 3 van artikel 109, dat handelt over de overweging van een mogelijke herzieningsconferentie tijdens de tiende gewone zitting van de Algemene Vergadering, is in zijn oorspronkelijke vorm behouden in zijn verwijzing naar een “stemming van zeven leden van de Veiligheidsraad” , nadat in 1955 door de Algemene Vergadering, tijdens haar tiende gewone zitting, en door de Veiligheidsraad gevolg is gegeven aan de paragraaf.

Over de auteur: Michael Van Leeuwen
administrator

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.