1 Inleiding
Wanneer een procespartij de waarheidsplicht schendt, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hem geraden
voorkomt.1 Die discretionaire bevoegdheid tot toetsen en sanctioneren heeft de rechter ambtshalve. Een verrassingsbe-slissing levert gebruik ervan niet op, tenzij partijen gezien het partijdebat met een dergelijke beslissing en de gevolgen daar-
van geen rekening hoefden te houden.2 Rechters hebben dus veel vrijheid bij het sanctioneren van de waarheidsplicht;3
vrijheid die de wetgever heeft toegekend omwille van het maatschappelijk belang dat rechterlijke beslissingen zo veel
mogelijk berusten op de materiële waarheid.4 Wel moeten sancties in overeenstemming zijn met de aard en de ernst van
de schending.5 In mijn bijdrage uit 20146 inventariseerde ik de gevolgtrekkingen die rechters aan verschillende soorten schending verbonden. Inmiddels komt de waarheidsplicht in procedures nog vaker aan de orde, ofwel omdat een partij om sanctionering ervan vraagt, dan wel omdat de rechter ambtshalve oordeelt dat sanctionering nodig is. Omdat de creativiteit bij zowel het vragen als het opleggen van sancties sinds 2014 lijkt toe te nemen,7 bespreek ik de ontwikkelingen dit keer niet aan de hand van de soorten schending van de waarheidsplicht,8
maar aan de hand van de typen gevolgtrekking die rechters aan schendingen hebben verbonden.
In deze bijdrage schets ik eerst enkele voor de sanctionering relevante aspecten van de waarheidsplicht (par. 2), om
vervolgens in te gaan op de verschillende soorten gevolgtrekkingen die rechters daaraan verbinden – inclusief de vraag
onder welke omstandigheden die gevolgtrekkingen proportioneel zijn (par. 3). Ik sluit af met een conclusie (par. 4)
Zie de PDF >> https://www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/civielerechtspleging/2020/2/TCR_0929-8649_2020_028_002_001.pdf
hoi michael,
geldt dat ook voor de overheid ?
Voor de mensen die in die rechtspersonen werken JA