U bent aanhoudingen wegens strafbaar feit en niet goed ge-informeert?

Wanneer u niet juist bent ge-informeert bij uw aanhouding en of tijdens uw verhoor kan dit tot vrijspraak leiden.

Juridisch kader Recht op juiste en adequate informatie in recht op een eerlijk proces art 6 EVRM

Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PbEU 2012, L 142/1) luidt, voor zover van belang voor de beoordeling van het cassatiemiddel:

artikel 6 leden 1-3:

1. De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden informatie ontvangen over het strafbare feit waarvan zij worden verdacht of beschuldigd. Deze informatie wordt onverwijld verstrekt en is zo gedetailleerd als noodzakelijk is om het eerlijke verloop van de procedure en de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging te waarborgen.

2. De lidstaten zien erop toe dat verdachten of beklaagden die zijn aangehouden of gedetineerd, in kennis worden gesteld van de redenen voor hun aanhouding of detentie, met inbegrip van het strafbare feit waarvan zij worden verdacht of beschuldigd.

3. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk op het moment dat het gerecht wordt verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging, gedetailleerde informatie wordt verstrekt over de beschuldiging, met inbegrip van de aard en de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit, alsmede over de aard van de beweerde betrokkenheid van de beklaagde.”

artikel 8 lid 1:

“De lidstaten zien erop toe dat wanneer informatie wordt verstrekt aan verdachten of beklaagden overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6, dit wordt geregistreerd volgens de registratieprocedure waarin het recht van de betrokken lidstaat voorziet.”

artikel 11 lid 1:

“De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 juni 2014 aan deze richtlijn te voldoen.”

Overweging 28 van de preambule bij Richtlijn 2012/13/EU luidt:

“De informatie aan verdachten of beklaagden over het strafbare feit waarvan ze worden verdacht of beschuldigd, dient onverwijld, doch zonder lopende onderzoeken te schaden, te worden verstrekt, en uiterlijk vóór hun eerste officiële verhoor door de politie of een andere bevoegde autoriteit. Met het oog op een eerlijk verloop van de procedure en op de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging dient de omschrijving van het strafbare feit waarvan de persoon wordt verdacht of beschuldigd, met inbegrip van, indien bekend, tijd en plaats en de mogelijke wettelijke kwalificatie van het vermeende strafbare feit, te worden verstrekt in voldoende detail, rekening houdend met de fase waarin de strafprocedure zich bevindt.”

Overweging 42 van deze preambule luidt:

“De bepalingen van deze richtlijn die overeenkomen met door het EVRM gewaarborgde rechten, dienen te worden uitgelegd en ten uitvoer gelegd in overeenstemming met deze rechten, zoals die zijn ontwikkeld in de desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens.”

Artikel 6 lid 3, aanhef en onder a en b, EVRM luidt in de Nederlandse vertaling:

“Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

a. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging”.

Het Europees hof voor de rechten van de mens heeft in zijn uitspraak van 25 juli 2000, nr. 23969/94 (Mattoccia tegen Italië) met betrekking tot de informatieverstrekking aan de verdachte in het licht van het recht op een eerlijk proces het volgende overwogen:

59. Paragraph 3 (a) of Article 6 points to the need for special attention to be paid to the notification of the “accusation” to the defendant; particulars of the offence play a crucial role in the criminal process, in that it is from the moment of their service that the suspect is formally put on notice of the factual and legal basis of the charges against him (see, mutatis mutandis, the Kamasinski v. Austria judgment of 19 December 1989, Series A no. 168, pp. 36-37, § 79). The accused must be made aware “promptly” and “in detail” of the cause of the accusation, that is, the material facts alleged against him which are at the basis of the accusation, and of the nature of the accusation, namely, the legal qualification of these material facts. The Court considers that in criminal matters the provision of full, detailed information concerning the charges against a defendant is an essential prerequisite for ensuring that the proceedings are fair (see, mutatis mutandis, Pélissier and Sassi v. France GC, no. 25444/94, §§ 51-52, ECHR 1999-II).

60. While the extent of the “detailed” information referred to in this provision varies depending on the particular circumstances of each case, the accused must at any rate be provided with sufficient information as is necessary to understand fully the extent of the charges against him with a view to preparing an adequate defence.

In this respect, the adequacy of the information must be assessed in relation to sub-paragraph (b) of paragraph 3 of Article 6, which confers on everyone the right to have adequate time and facilities for the preparation of their defence, and in the light of the more general right to a fair hearing embodied in paragraph 1 of Article 6 (see Pélissier and Sassi cited above, § 54).”

Richtlijn 2012/13/EU is geïmplementeerd met de Wet van 5 november 2014, houdende implementatie van richtlijn nr. 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PbEU L 142), Stb. 2014, 433. Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden.

Sinds de inwerkingtreding van deze wet luidt artikel 27c lid 1 Sv als volgt:

“Aan de verdachte wordt bij zijn staandehouding of aanhouding medegedeeld ter zake van welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt. Buiten gevallen van staandehouding of aanhouding wordt de verdachte deze mededeling uiterlijk voorafgaand aan het eerste verhoor gedaan.”

De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de onder 2.5.1 genoemde wet houdt onder meer in:

Kort gezegd bevat de richtlijn minimumregels met betrekking tot het recht op informatie van verdachten in strafprocedures. (…) Het verstrekken van deze informatie draagt bij aan het waarborgen van het recht van de verdachte op een eerlijk proces. (…)

De bepalingen uit de richtlijn vinden voor een belangrijk deel hun oorsprong in het EVRM, in het bijzonder in artikel 5 betreffende het recht op vrijheid en veiligheid en artikel 6 betreffende het recht op een eerlijk proces. (…)

Ook het in artikel 6 van de richtlijn neergelegde recht om te weten waarvan men wordt verdacht en waartegen men zich dient te verdedigen, sluit aan bij het in het EVRM neergelegde recht dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, onverwijld in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden op de hoogte moet worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging, en dat hij over voldoende tijd en faciliteiten dient te beschikken om zijn verdediging voor te bereiden (artikel 6, derde lid, onderdelen a en b, EVRM). Uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat de autoriteiten de verdachte hierover actief moeten informeren. Niet kan worden volstaan met het passief ter beschikking stellen van informatie, zonder dat dit expliciet onder de aandacht van de verdachte is gebracht. Hoeveel informatie moet worden gegeven en de mate van detail zal afhangen van de fase waarin de strafprocedure zich bevindt en de aard en complexiteit van de zaak. Dit moet mede worden beoordeeld in het licht van artikel 6, derde lid, onderdeel b, EVRM waarin is bepaald dat de verdachte over voldoende tijd en faciliteiten moet beschikken om zijn verdediging te kunnen voorbereiden. Zie EHRM 25 juli 2000 Mattoccia tegen Italië, nr. 23969/94, § 65 resp. § 60. (…)

In de praktijk wordt een verdachte bij aanvang van zijn verhoor verteld ten aanzien van welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt. Ook wanneer een verdachte wordt aangehouden, wordt hem medegedeeld in verband met welk strafbaar feit hij is aangehouden. In het Wetboek van Strafvordering ontbreken thans bepalingen met deze strekking. Ter implementatie van de onderhavige richtlijn worden in het voorgestelde artikel 27c, eerste en derde lid, Sv bepalingen met deze strekking opgenomen. (…)

Over de auteur: Michael Van Leeuwen
administrator

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.