Het Europees Openbaar Ministerie Wil het aloude geld systeem van slavernij handhaven?

EOM,Diversiteit en uitdagingen in onderzoek en vervolging in 22 lidstaten.

Vertaling van onderstaat auteur

Abstract

Verschillen in de strafrechtelijke systemen van de 22 deelnemende lidstaten zullen zeker een uitdaging zijn voor het EOM bij het uitvoeren van onderzoeken op nationaal niveau en met name bij het gebruik van bewijsmateriaal dat is verkregen uit andere lidstaten. In de praktijk zal worden aangetoond hoe bevoegde rechtbanken in afzonderlijke lidstaten reageren op de impact van bewijsmateriaal dat in andere lidstaten is verzameld in het kader van de EOM-verordening. Hoe eerder het EOM tastbare resultaten begint te boeken, hoe eerder het door de Europese belastingbetalers zal worden erkend als een effectief en efficiënt instrument voor de bescherming van de begroting van de Europese Unie.

Voor een efficiënte werking van het EOM zijn alle deelnemende lidstaten

1 verplicht te voldoen aan de inhoudelijke en procedurele randvoorwaarden. De materiële randvoorwaarden worden gedekt door de strafbare feiten en sancties waarmee de PIF-richtlijn omgezet

2 in de nationale wetgeving wordt . Hoewel de richtlijn de rechtsordes harmoniseert, moet worden benadrukt dat de onderliggende strafrechtelijke bepalingen die van de nationale rechtsordes van de lidstaten zijn. De procedurele randvoorwaarden hebben betrekking op de uitvoering van de EOM-verordening.

3 Vergeleken met het inhoudelijke aspect is de situatie iets anders: gedelegeerd Europese aanklagers (EDP’s) zullen onderzoeken uitvoeren in overeenstemming met de verordening en, voor zaken die er niet onder vallen, in overeenstemming met het nationale recht. Verder is art. 30, lid 1, van de EOM-verordening somt bepaalde onderzoeksmaatregelen op die de lidstaten verplicht moeten stellen in hun nationale strafprocesrecht en die de EDP moet kunnen vragen of bevelen.

4 Hoewel het EOM in de hele EU opsporingsmaatregelen kan gelasten of eisen, hangt de mogelijkheid om opsporingsmaatregelen af ​​te dwingen in grote mate af van de voorwaarden die zijn vastgelegd in de nationale wetgeving van de lidstaten. De praktijk zal uitwijzen in hoeverre rechtbanken onderzoeksmaatregelen toelaatbaar zullen achten als deze worden uitgevoerd op basis van een EOM-bevel, maar niet worden voorgeschreven door hun nationale wetgeving. In dit verband moet worden opgemerkt dat het Unierecht de lidstaten verplicht om het nationale recht toe te passen en te interpreteren in overeenstemming met het EU-recht, in dit geval de EOM-verordening. De EOM-verordening stelt echter geen gemeenschappelijke normen voor de nationale regels van strafvordering, wat betekent dat de lidstaten op dit punt vrij zijn.

5 De gekozen aanpak houdt in dat BTP’s in 22 lidstaten 22 verschillende strafvorderingswetten moeten toepassen. Dit zal bepaalde moeilijkheden veroorzaken in hun dagelijkse werk over specifieke onderwerpen. In sommige lidstaten zullen BTP’s bijvoorbeeld hun eigen onderzoek voeren, terwijl zij in andere alleen toezicht zullen houden op onderzoeken die door de politie worden uitgevoerd. In een aantal lidstaten zal het ook mogelijk zijn voor twee of meer openbare aanklagers om hetzelfde onderzoek te voeren, terwijl dit in andere niet mogelijk zal zijn. In sommige lidstaten zullen BTP’s in de onderzoeksfase een vereenvoudigde vervolgingsprocedure kunnen toepassen, maar in andere zullen zij dit pas kunnen doen nadat de aanklacht is ingediend.

6 Al deze verschillen in de nationale strafprocedures vormen een grote uitdaging voor de permanente kamers, die zullen worden belast met het toezicht op en het aansturen van onderzoeken en vervolgingen die door BTP’s worden uitgevoerd. Hier ligt een grote rol en verantwoordelijkheid bij de toezichthoudende Europese aanklagers, die samenvattingen zullen presenteren van de zaken die onder hun toezicht staan ​​en voorstellen zullen doen voor besluiten die door de vaste kamers moeten worden genomen. De rol van de Europese aanklagers zal ook belangrijk zijn bij het uitleggen aan de president en de leden van de permanente kamers, niet alleen de feiten van de zaak, maar ook de specifieke kenmerken van hun nationale wetgeving.

Zoals gezegd is het EOM verantwoordelijk voor het uitvoeren van onderzoeken in de hele EU. De EOM-verordening ondersteunt deze doelstelling door grensoverschrijdende bewijsverzameling sneller en efficiënter te maken.

7 Indien echter onderzoeksmaatregelen moeten worden genomen op het grondgebied van verschillende lidstaten, wordt de toelaatbaarheid van de maatregelen en hun uitvoeringswijze bepaald door het recht van de lidstaat op wiens grondgebied de onderzoeksmaatregel wordt genomen. Dit concept houdt het volgende in:

– Grensoverschrijdende bewijsvergaring in de traditionele zin, als activiteit waarbij de gerechtelijke autoriteiten van verschillende landen betrokken zijn, zal niet van toepassing zijn in EOM-zaken;

– bewijsmateriaal dat tijdens het onderzoek is verzameld en dat het EOM zal overleggen bij het indienen van de tenlastelegging, is afkomstig uit verschillende strafrechtelijke processystemen;

– Niet alleen vervolgingsactiviteiten, maar ook andere activiteiten, zoals de aanklacht en het leiden van het strafproces, blijven op het nationale niveau van de lidstaten. De kwestie dat bewijs onder verschillende rechtsorden wordt verzameld, zal zeker de kwestie van de toelaatbaarheid van bewijs opwerpen. De verordening is in dit opzicht vrij duidelijk: door het EOM voor de rechtbank overgelegd bewijsmateriaal mag de toegang niet worden geweigerd louter op grond van het feit dat het bewijsmateriaal in een andere lidstaat of in overeenstemming met het recht van een andere lidstaat is verzameld.

8 Desalniettemin hebben de strafrechtsstelsels van de lidstaten bepaalde aanpassingen en veranderingen ondergaan of zullen deze moeten ondergaan. De manier waarop openbare aanklagers (EDP’s) en andere partijen in strafprocedures werken en handelen, zal moeten worden aangepast, met name wat betreft een voorbereidende procedure waarin het EOM alle acties zal uitvoeren en de rechten en plichten van openbare aanklagers zal overnemen via de BTP’s.

Het EOM zal binnenkort beginnen met zijn werkzaamheden in specifieke strafzaken die schadelijk zijn voor de financiële belangen van de EU. Succesvol en efficiënt werk van het EOM vereist zowel de bijdragen van EOM-ambtenaren op centraal en gedecentraliseerd niveau als die van alle andere bevoegde nationale autoriteiten die tot de deelnemende lidstaten behoren. Alleen dan zal het gezamenlijke werk en de motivatie van alle deelnemers die hun expertise bundelen via het nieuwe Bureau, leiden tot concrete resultaten bij de bescherming van de financiële belangen van de EU, ongeacht de verschillen in de strafrechtstelsels van de 22 deelnemende lidstaten. Hoe eerder het EOM tastbare resultaten begint te boeken, hoe eerder het door de Europese belastingbetalers zal worden erkend als een effectief en efficiënt instrument voor de bescherming van de EU-begroting.


  1. Dwz de EU-lidstaten die het EOM steunen door de procedure voor nauwere samenwerking te aanvaarden. Hierna “lidstaten” genoemd. ↩︎
  2. Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie , PB L 198 van 28 juli 2017, 29. schaadt ↩︎
  3. Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende de tenuitvoerlegging van nauwere samenwerking in verband met de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“het EOM”), PB L 283 van 31 oktober 2017, 1. ↩︎
  4. Hieraan moet worden toegevoegd dat art. 30(1) bepaalt voorts dat deze verplichting in ieder geval geldt in gevallen waarin het onderzochte misdrijf strafbaar is gesteld met een maximum gevangenisstraf van ten minste vier jaar. ↩︎
  5. Uiteraard voor zover de nationale regel niet in strijd is met de verordening. ↩︎
  6. Voor de toepassing van vereenvoudigde vervolgingsprocedures, cf. Kunst. 40 van de EOM-verordening. ↩︎
  7. vgl. Kunst. 31 van de EOM-verordening. ↩︎
  8. vgl. Kunst. 37, lid 1, van de EOM-verordening. ↩︎

Bron https://eucrim.eu/articles/eppo-diversity-and-challenges-in-investigation-and-prosecution-in-22-member-states/

Auteur

Tamara Laptos

Instelling:
European Public Prosecutor’s Office ( EPPO )

Over de auteur: Michael Van Leeuwen
administrator

2 thoughts on “Het Europees Openbaar Ministerie Wil het aloude geld systeem van slavernij handhaven?”

  1. willem sikkema avatar willemsikkema schreef:

    hoe stoppen we dit ?

    1. Michael Van Leeuwen avatar michael schreef:

      Er niet meer aan mee doen, hoe simpel kan zijn.

Laat een antwoord achter aan michael Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.